Kan dat: een goedkope batterij die zodra hij vol is vanzelf waterstof opwekt? Jazeker! Deze ‘Battolyser’ is een uitvinding van Mattijs Slee. In MT/Sprout onthult Slee de stappen om zijn Battolyser op de markt te brengen, allereerst voor industriële toepassingen. “Dit helpt netcongestie oplossen en maakt groene waterstof fors goedkoper.”
Wat wij een beetje oneerbiedig waterstofbatterij noemen, is volgens de TU Delft-spinoff ‘de enige elektrolyser met batterijfunctie ter wereld’. Hoe die werkt? De Battolyser is een ‘stack’ met cellen die groene stroom van wind- en zonneparken opslaan, en die zodra ze vol zijn met het overschot waterstof opwekken. Geen gewone batterij gekoppeld aan een elektrolyser, maar één systeem.
Nikkel en ijzer
Er bestaan natuurlijk al batterijen, en ook elektrolysers, maar de Battolyser is anders. Deze batterij heeft elektroden van nikkel en ijzer. Het is een slimme doorontwikkeling van de Edison-batterij. Deze nikkel-ijzerbatterij uit 1901 had een relatief laag elektrisch opslagvermogen en bij het opladen trad bovendien elektrolyse op. Zodra de batterij verzadigd was, begon hij waterstof te produceren.
Hoogleraar Fokko Mulder van de TU Delft zag met name die laatste eigenschap als pluspunt. Gekoppeld aan zonne- of windenergie kan de batterij eerst stroomtekorten opvangen als de productie terugloopt. De geproduceerde waterstof kan zelfs langer worden opgeslagen of ingezet in de industrie. Bijkomstig voordeel is dat de twee materialen ruim voorradig zijn, goedkoop, en ze komen niet uit conflictgebieden.
Overschotten optimaal benutten
Dat biedt veel nieuwe mogelijkheden. De Battolyser kan stroom opslaan en omzetten in waterstof op momenten dat windmolens en zonnepanelen een overschot produceren. Die goedkope stroom maakt ook de waterstof goedkoop, want elektriciteit is de belangrijkste kostenpost voor de productie van waterstof. De in de elektroden opgeslagen stroom levert de Battolyser terug zodra er weer vraag naar is, wat de prijs interessant maakt.
Dat is niet alleen een extra kostenvoordeel; zo draagt de Delftse elektrolyser ook bij aan het tegengaan van netcongestie. Slee: “Dat wordt naar mijn smaak te weinig belicht: elektrolysers maken de waterstof die we straks hard nodig hebben voor de industrie; die van ons heeft ook een systeemfunctie in de elektriciteitsnetwerken: we gaan netcongestie tegen. Zo beperken we de netwerkkosten.”
Waterstof tegen de laagste prijzen
Die combinatie van batterijfunctie en generator maakt de Battolyser flexibeler dan de modellen van concurrenten, stelt Slee. “Een conventionele elektrolyser schakel je niet zomaar aan of uit, dat veroorzaakt storingen of onveilige situaties. Die van ons wel. En dat is cruciaal als je tegen de laagste stroomtarieven waterstof wilt produceren. Die van ons kan als het ware cherry picken in de stroomprijzen.”
Battolyser Systems is opgericht in 2018 en is inmiddels dichtbij de marktintroductie van zijn machines. Afgelopen jaar draaide een eerste waterstofbatterij proef in de energiecentrale van RWE in Eemshaven, binnenkort wordt een grotere versie, met een vermogen van 1 MW, geïnstalleerd in Rotterdam.
Van plug and play tot waterstoffabriek
Volgend jaar moeten twee versies van de nieuwste generatie Battolyser echt de markt op. De eerste, met een vermogen van 2,5 MW, wordt ‘plug and play’ op een rek aangeboden en kunnen klanten binnenrijden op locatie, aansluiten op hun stroomnet en de installaties waarin ze waterstof gebruiken. “Dan gaat er stroom en water in, en komt er stoom, zuurstof en waterstof uit.”
De tweede is een grotere versie die komt in modules van 5 MW en wordt ter plaatse door Battolyser Systems en zijn partners geïnstalleerd. “In feite is het lego, waarbij je net zoveel modules kunt bijschakelen als je wilt”, schetst Slee. Inderdaad, tot en met een serieuze waterstoffabriek waarvan Nederland er over een paar jaar heel wat kan gebruiken: het Klimaatakkoord zet in op een elektrolysecapaciteit van 4 GW voor 2030.
Battolyser spreekt alle energiepartijen
Wie de potentiële klanten zijn? “We spreken met alle grote energiepartijen die actief zijn in Nederland en daarbuiten. Die zien dit als een manier om de gemiddelde waterstofprijs naar beneden te halen, maar ook als manier om hernieuwbare energie in te passen in de bestaande netwerken.”
Slee geeft het voorbeeld van de windparken op de Noordzee: de investeringen daarin staan onder grote druk doordat de businesscase flink wordt aangetast door prijskannibalisatie. “Als het op de Noordzee goed waait, waait het ook bij je concurrent en brengt je stroom niks meer op. In feite kunnen ze dankzij onze elektrolyser hun elektriciteit verkopen op een andere markt: die van waterstof.”
Waterstof lastige markt in Nederland
Wat die markt betreft: spreekt Slee ook al met potentiële klanten buiten de energiesector die willen overschakelen van aardgas op waterstof? “Zeker, met industriële partijen die zelf waterstof gebruiken, al is het in Nederland een lastige markt. De regulering is nog niet rond in Nederland, de infrastructuur is nog niet op orde en de financiering blijkt lastig.” Andere landen gaan daarin sneller, zegt Slee. “In Duitsland bijvoorbeeld zijn elektrolysers vrijgesteld van netwerktarieven. Het is ook niet logisch om te betalen voor het opslaan en terugleveren van stroom als je daarmee de netwerkkosten juist weet te verlagen.”
Subsidie met CO2-oogkleppen
In Nederland zijn ook onder het nieuwe kabinet gelukkig veel subsidieregelingen rond waterstofproductie overeind gebleven. “Die subsidie is wel te zeer gericht op CO2-reductie bij bedrijven. Die kiezen voor de goedkoopste oplossing om CO2 te besparen, maakt niet uit waar die vandaan komt. Als je de subsidie zou verdelen over de hele waardeketen in de waterstofeconomie, ontwikkel je Nederlandse technologie en hou je er een exportproduct aan over. We moeten echt oppassen dat we niet met CO2-oogkleppen op alleen maar reductie najagen en het verdienvermogen van Nederland vergeten.”
Klaar voor waterstof
Tegen 2030 zal de industrie klaar zijn voor waterstof, schat Slee. En voor de Battolyser die hij ontwikkelt. Die tijd kan hij goed gebruiken om zijn operatie en productie op te schalen. Inmiddels werken meer dan 100 mensen bij de scaleup, met een assemblagelijn in Schiedam en een testfabriek in Rotterdam. “We zijn nog steeds uniek met ons product, de komende jaren gebruiken we om te zorgen dat de kwaliteit van onze producten en de businesscase die we leveren aan onze klanten klaar zijn voor de grote volumes.”
Financiering geregeld
De financiering van die plannen lijkt voorlopig geregeld: nadat Mattijs Slee nog geen jaar geleden een lening van 40 miljoen euro afsloot bij de Europese Investeringsbank (EIB) om zijn Schiedamse pilotfabriek uit te breiden en daarna in Rotterdam op te schalen, kondigde hij half september een nieuwe financiering aan, zo meldde MT/Sprout: ook Invest-NL stapt in, in een Series A-financiering waarin deeptech-investeerders Global Cleantech Capital en Innovation Industries eerder al 15 miljoen hadden gelapt. Ze storten bij, waardoor de teller op 30 miljoen euro belandt, voor het uitbouwen van het bedrijf en het ontwikkelen van een volgende productgeneratie.
(Bron: MT/Sprout.)
Heb jij ‘n tip voor deze rubriek? Stuur je suggestie naar demakersvanmorgen@technieknederland.nl!